Ondervoeding bij ziekte

De voedingstoestand van een gezond persoon wordt bepaald door de mate waarin die persoon gevoed is, kwalitatief en kwantitatief. Een optimale voedingstoestand zorgt voor een sneller herstel tijdens ziekte. Ziekte gaat vaak gepaard met een verlaging van de voedselinname, terwijl de behoefte juist verhoogd kan zijn. Hierdoor kan het weefsel (vaak spierweefsel) worden afgebroken, wat leidt tot ondervoeding.   
Definities van aan ziekte gerelateerde ondervoeding

Een tekort aan voedingsstoffen in de kliniek is slechts in uitzonderlijke gevallen (bijv. anorexia nervosa) de enige oorzaak van ondervoeding. Het verlies van lichaamsgewicht wordt bij ondervoede zieke patiënten met name veroorzaakt door de katabole invloed van ziekte door afname van vetvrije massa, ook als er geen sprake is van een negatieve energiebalans (Van Leeuwen, 2000). Ondervoeding wordt vaak gedefinieerd als: 'een tekort aan voedingsstoffen leidend tot een verminderde biologische functie'. In deze definitie wordt een inadequate voedselopname verondersteld, maar wordt er echter geen aandacht besteed aan het effect van het ziekteproces op de voedingstoestand van de patiënt.

ESPEN Guidelines for nutrition Screening (2002)

Volgens de Espen Guidelines is er sprake van een ernstig risico op aan ziekte gerelateerde ondervoeding wanneer minimaal aan één van de volgende criteria wordt voldaan: 

  • Gewichtsverlies van > 10-15% binnen 6 maanden
  • BMI < 18.5
  • SGA graad C
  • Serum-albumine < 30 g/ l (en geen bewijs voor lever- of nierfunctiestoornis)

Zie voor meer informatie:

Dietisten Ondervoeding Nederland (2007)

DON (Dietisten Ondervoeding Nederland) gaf in 2007 de volgende definitie van ondervoeding bij ziekte: ‘Een voedingstoestand waarbij een tekort (of dysbalans) van energie en eiwit en evt. andere voedingsstoffen ten gevolge van ziekte leidt tot meetbare nadelige effecten op lichaamssamenstelling, functioneren en klinische resultaten’

Clinical Nutrition (2008)

In een artikel van P. Soeters en anderen in Clinical Nutrition (2008) wordt ondervoeding als volgt wordt omschreven: ‘’ A subacute or chronic state of nutrition in which a combination of varying degrees of over- or undernutrition and inflammatory activity have led to a change in bodycomposition and diminished function’’. Belangrijk in deze definitie is dat de mate van inflammatie wordt meegenomen.

Chronische en acute ondervoeding

Onderscheid wordt gemaakt tussen chronische en acute ondervoeding. De chronische vorm komt voor bij patiënten voordat ze worden opgenomen als gevolg van ziekte of medische condities die leiden tot een lage energie- en eiwitintake en een slechte voedselkeuze. Tijdens opname zal vaker de acute vorm optreden als gevolg van een verminderde voedselintake door ziekte, medicatie of depressie, maar vooral door een verhoogde energiebehoefte en hypermetabolisme bij trauma of operaties (Konstantinides, 1998).

Te weinig voedsel of ziekte?

 

Ondervoeding met te weinig voedsel als oorzaak geeft een Marasmus-beeld. De persoon is mager. Als ziekte een rol speelt, zal vaker een Kwasiorkor-beeld ontstaan, waarbij het gewichtsverlies wordt gemaskeerd doordat er vocht wordt vastgehouden in het lichaam (oedeem). 

 

 

Gevolgen van ondervoeding 

Verlies van eiwitmassa (lean body mass) heeft een negatief effect op de orgaanfunctie, de wondgenezing, immuunrespons op infecties en leidt tot een langere ziekenhuisopname. Complicaties ten gevolge van ondervoeding kunnen zijn:

  • Verminderd welzijn van de patiënt
  • Apathisch depressief gedrag
  • Gewichtsverlies
  • Spierafbraak, waardoor inactiever, verminderde longfunctie en vermindering van de pompkracht van het hart
  • Vermindering van de weerstand
  • Minder bestand tegen effecten van therapie (radio- en chemotherapie)
  • Vertraagde wondgenezing
  • Verhoogde kans op decubitus
  • Atrofie van de darm
  • Veranderde darmflora waardoor bacteriële overgroei
  • Verhoogde kans op postoperatieve complicaties en overlijden
  • Langere ligduur

 

Prevalentie ondervoeding bij ziekte in ziekenhuizen

Studley (1936) was de eerste die aantoonde dat gewichtsverlies een risicofactor is voor postoperatieve complicaties. Bij postoperatieve patiënten was een gewichtsverlies van meer dan 20% geassocieerd met een mortaliteitsverhoging van 33%, die voornamelijk het gevolg was van infectieuze complicaties. Sindsdien zijn er vele studies geweest die hebben aangetoond dat in ontwikkelde landen ondervoeding bij ziekte voorkomt bij een zeer groot gedeelte van de ziekenhuispopulatie.

Gemiddelden

De gemiddelde prevalentie was in 1997 41%, variërend van 23%-62%, bij chirurgische patiënten en 44%,variërend van 29%- 59%, bij niet-chirurgische patiënten (Naber, 1997). Bij oudere patiënten varieert de prevalentie van 5% tot 46% (Tierney, 1996).

Variatie

De grote variatie in prevalentie hangt samen met het gebruik van verschillende definities van ondervoeding, op basis waarvan ook verschillende diagnostische criteria worden gehanteerd.

LPZ meting

Jaarlijks worden in Nederland landelijke metingen uitgevoerd naar ondervoeding in ziekenhuizen door de Stuurgroep Ondervoeding. Meer informatie over ondervoeding bij ziekte is ook te vinden op de website van deze organisatie.

Refeeding syndroom

Hiermee wordt bedoeld het brede scala aan complicaties dat kan ontstaan als gevolg van metabole en functionele veranderingen na starten van volledige voeding bij ernstig ondervoede patiënten. Kijk hier voor meer informatie over het Refeeding syndroom (artikel van het Nederlands Voedingsteam Overleg).

 

Sluit de enquête